Wie op een mooie dag in het begin van maart door een geschikte ijsvogelbiotoop loopt en zijn oren en ogen goed de kost geeft, heeft een grote kans een ijsvogelpaartje te ontdekken, dat op zoek is naar een mooie steile wand aan de oever om er een nestgang in te graven. Voor mij de mooiste periode van het jaar, als de paartijd weer is begonnen.
De vogels vliegen luid roepend achter elkaar aan, dan hoog tussen de bomen, dan weer vlak over het water, daarbij vrijwel elke bocht van de beek volgend, vrijwel zonder er één af te snijden.
Wanneer er een geschikt wandje gevonden is, kan het graven beginnen. Het eerste stukje aarde wordt weggepikt door voor de wand vliegend stil te hangen, het zogenaamde bidden. Langzaam ontstaat zo een centimeters diepe gang, waar de ijsvogels net in kunnen kruipen.
Om zijn eieren en later de jongen goed te beschermen, graaft de ijsvogel zijn nest in een steile wand. Door de smalle gang zijn de eieren beter beschermd tegen de grotere rovers, de steile kant maakt het bijv. een hermelijn of bunzing moeilijker om het nest te betreden en de eieren of jonge ijsvogels te roven.
De meest ideale nestgelegenheid biedt een afgekalfde oever van een beek of rivier, met een hoogte van ongeveer één meter boven de waterspiegel. De ijsvogel graaft met zijn sterke snavel een gang met een doorsnede van zo’n 5 cm. en een lengte die varieert van 50 tot 100 cm. Aan het einde van deze gang bevindt zich de nestkamer, deze is ca. 10 x 15 cm groot en is iets uitgeholt zodat de eieren niet naar buiten kunnen rollen. Het nestkamertje wordt verder niet bekleed, de eieren worden op de kale bodem gelegd, er ontstaat echter na verloop van tijd wel een bedje van braakballetjes van de jongen.
De gang loopt naar de nestkamer toe iets omhoog, dit heeft twee functies. Enerzijds zorgt de ijsvogel er zo voor dat evt. door een plotselinge hoge waterstand het water niet zomaar het nest inloopt, anderzijds dient het om de uitwerpselen die de jongen de gang inspuiten naar buiten te laten lopen.
Het invlieggat bevindt zich meestal ongeveer 30 cm. onder het maaiveld. Ik heb eens een nest aangetroffen waarbij het invlieggat zich zeer dicht onder het maaiveld bevondt, aangezien de gang dan nog omhoog loopt ontstaat er een plafond van slechts enkele cm’s. Enkele weken later was het nest uitgegraven, waarschijnlijk door een vos of een bunzing en waren alle jongen verdwenen.
Wanneer een geschikte oever ontbreekt maakt de ijsvogel ook wel gebruik van de kluit van een omgewaaide boom, in dat geval wordt uit noodzaak vaak minder diep gegraven, soms slechts 30 cm. diep. In 1999 waren in de Biesbosch bijvoorbeeld 4 van de 9 aanwezige nesten gegraven in een boomkluit.
In de buurt van het nest kiest de ijsvogel meestal een tak uit als uitkijkpost. Tijdens het graven houdt vaak de ene ijsvogel op die tak de uitkijk, terwijl de andere graaft.
Om beurten graven het mannetje en het vrouwtje zo’n 5 tot 10 minuten aan de gang, waarna ze elkaar aflossen. Het aflossen kan zo snel gaan, dat wanneer de ene ijsvogel nog maar net terug uit de gang is, de andere al van de uitkijkpost is weggevlogen, waarna de plaats op de uitkijkpost meteen wordt ingenomen. De vogel die net gegraven heeft neemt daarna meestal een paar maal achtereen een duik in het water, waarna er grondig gepoetst wordt, waarbij het zand van de snavel wordt geveegd en de veren ontdaan worden van zand en steentjes. Omdat de ijsvogels maar net door de gang kunnen, moeten ze achterwaarts terug naar buiten schuifelen, waarbij het korte staartje het losgemaakte zand naar buiten schept, hierdoor blijft er veel zand in het verenkleed zitten.
Hoever de ijsvogels gevorderd zijn met de nestkamer is mooi te zien als ze niet meer achterwaarts de gang uitkruipen, maar voorwaarts. De nestkamer is dan zo ver gevorderd dat de vogels hierin kunnen draaien en niet meer dat hele stuk achteruit terug hoeven te schuifelen.
Na ongeveer twee weken graven, afhankelijk van de samenstelling van de bodem, is het nest in zijn geheel klaar en zal het niet lang meer duren voordat de paring plaats vindt en het eerste ei gelegd kan worden.
De paring vindt meestal ’s morgens plaats, maar ook ’s avonds om 8 uur heb ik het waargenomen. Het mannetje biedt, net als eerder tijdens de balts, een visje aan, wat door het vrouwtje wordt geaccepteerd (niet elke paring wordt echter voorafgegaan door het aanbieden van een visje, dit neemt af naar mate de vogels elkaar geaccepteerd hebben als partner).
Na enkele seconden zacht naar elkaar te hebben gefloten, vliegt het mannetje met een boogje naar het vrouwtje toe, gaat “biddend” boven haar hangen, terwijl ze een horizontale houding aanneemt, zodat het mannetje op haar rug kan landen.
Met zijn snavel pakt hij haar bij de nekveertjes vast om steun te zoeken en brengt de cloaca’s tegen elkaar, waarna de bevruchting plaats vindt.
De paring voltrekt zich binnen een halve minuut, waarna het mannetje meestal recht omhoog wegvliegt.
Het vrouwtje begeeft zich na een tijdje in het nest, waar ze een ei legt. De eieren moeten ieder afzonderlijk bevrucht worden, elke dag wordt een nieuw ei bevrucht en gelegd. Pas als alle eieren ( 6 tot 8 per broedsel) gelegd zijn wordt met het broeden begonnen, waardoor de eieren vrijwel gelijktijdig uitkomen. Het broeden wordt door beide ouders uitgevoerd, zo om de ongeveer anderhalf uur wordt er afgewisseld, waarbij het mannetje vaak een visje meeneemt voor het vrouwtje als hij haar komt afwisselen.
Nu breekt voor de ouder ijsvogels een drukke periode aan. De jongen bedelen voortdurend om vis.
In het begin worden ze nog gevoerd met kleinere vissen, maar al snel zie je de ouders het nest ingaan met vissen waarvan het lijkt dat ze groter zouden moeten zijn dan de jongen zelf. Toch weet een ijsvogeljong zo’n grote vis te verorberen, waarbij het voorkomt dat het eerste gedeelte van de vis al aan het verteren is in de maag, terwijl de rest nog buiten de snavel hangt.
Na het ontvangen van een vis schuift de jonge ijsvogel op en gaat het volgende jong voor de nestgang zitten. Zo komen alle jongen niets tekort en krijgen ze ongeveer allen evenveel voedsel. Per dag kan het aantal visjes dat aangesleept wordt door de ouders wel oplopen tot 100 stuks of meer!
De ontlasting van de jonge vogels wordt door de vogels zelf de nestgang in gespoten.
Na een kleine 4 weken zijn de jongen volgroeid en is de tijd bijna aangebroken dat ze het nest gaan verlaten. Enkele dagen van tevoren is dat al merkbaar aan de ouders. Doordat het jong dat aan de beurt is om gevoerd te worden de ouder al tegemoet komt in de nestgang, kan de ouder niet meer draaien in de nestkamer en zal het nest achterwaarts moeten verlaten.
Na het verlaten van het nest zoeken de jonge ijsvogels snel een veilig plekje op in de buurt. Ze produceren nog niet hetzelfde geluid als de ouders, maar een zacht ’tsjip’, waarbij ze op de tak op en neer wippen. De ouders voeren de jongen nog enkele dagen tot weken na het uitvliegen, daarna worden ze uit het territorium verjaagd en moeten ze zelf hun kostje bij elkaar scharrelen. Die eerste weken zijn cruciaal voor de jonge ijsvogels, wanneer ze er niet snel in zullen slagen om zelf voldoende vis te vangen, kan hun conditie snel verslechteren.
Een ijsvogeltje welke nu een week uit het nest is. Duidelijk zichtbaar is zijn nog korte snaveltje met het witte puntje.
Aan de voorzijde valt zijn doffere en roestbruine borstje op, ook de pootjes zijn nu beter zichtbaar, welke grijsbruin van kleur zijn. De komende maanden zullen deze van achter naar voor langzaam aan oranje gaan kleuren.